We kenden in Boekel o.a. Pietje de smid, Helm Jape, de Cool en Karske. Allemaal met hun smidse, en allemaal vooral ten dienste van de agrarische sector. Over de Boekelse metaalsector zijn vele historische verhandelingen te schrijven. Tegenwoordig is die sector nog steeds groot, maar functioneert nu bijvoorbeeld als assemblage-industrie, of voor de constructie van onderdelen voor bv de bouw of de auto-industrie of voor ASML. Ook de agrarische sector (varkens, champignons, rundvee, landbouwwerktuigen), is nog altijd een belangrijke afnemer. Van Karske is een bijzonder erfstuk op de Heemkamer aanwezig: namelijk de originele blaasbalg. Deze hangt centraal in de expositiekamer aan het plafond, en bepaalt het beeld.
Karske, die eigenlijk Martien van de Zanden heette, had zijn bedrijf aan het begin van de Julianastraat, tegenover de molen. Een handige plek, want de boeren moesten vaak naar het pakhuis van de Boerenbond, naar de molen of naar de Beurs en konden zo een boodschap combineren. Zowel pakhuis als smidse zijn verdwenen, en in de Beurs worden geen biggen of kalveren meer verkocht. De molen wacht in stilte op te malen graan. Maar gelukkig heeft Karske een zeer oude blaasbalg van 2 meter groot aan de heemkamer geschonken, zodat we nog iets van zijn oude werkplaats kunnen terugzien. Die blaasbalg dateert van 1870, en zijn smidse van 1860. Een blaasbalg diende indertijd om het belangrijkste onderdeel van de smidse, ‘het vuur’, op te rakelen.
Want de hitte van het vuur was nodig om het ijzer te kunnen smeden. We spreken over de tijd van voor het robot- lasapparaat, om over de geautomatiseerde laser maar te zwijgen. Gloeiend ijzer kon door de vakman worden gesmeed tot bv hoefijzers voor de paarden of tot de tanden voor een eg. Er hoefde in die tijd niet op honderdste millimeters nauwkeurig te worden gewerkt. Dat mooie geluid van de smidshamer bij het kloppen van het ijzer zullen de oudsten onder ons zich nog wel herinneren. Minder nostalgie zal er zijn voor de benauwde atmosfeer in zo’n smidse.
Door Toon Wassenberg