Bijenhouders en Boekels oudste vereniging

  
Bijenkorf

We kennen de bijenkorf van de plaatjes op honingpotjes in de winkel. Maar die goudgele korven, gemaakt van ringen stro, zien we in de praktijk allang niet meer. Wie weet bijvoorbeeld nog dat bij deze korven het bijenvolk ‘geslacht’ (gedood) moest worden als je de honing wilde winnen, want die zat bovenin. De moderne bijenkasten kennen dit probleem niet. Wel weten de meesten van ons dat de bijen van groot nut zijn bij de bestuiving van bloemen, en dat de vruchtzetting van veel landbouwgewassen behoorlijk afhankelijk is van de bijen. Werksters, darren, slavenarbeid voor de koningin. Veel vergelijkingen met de sociale inrichting van de mensenmaatschappij vinden we in allerlei romans. In de lente zijn de bijen pas actief als de temperatuur voldoende hoog is, waardoor fruittelers wel eens een tegenvallende oogst hebben. Meer dan alle andere insecten hebben bijen hun hele huishouding ingericht op het ophalen van nectar uit de bloemen, waarbij ze tegelijk stuifmeel van de ene naar de andere bloem overbrengen.

Bijen gereedschap
 

In de Heemkamer zijn allerlei oude attributen aanwezig van vroegere bijenhouders. Die waren talrijk in onze gemeente, aan de rand van de Peel, en met vele kleine boerderij-boomgaardjes. Achternamen als De Bie en Biemans zijn er niet voor niets. En de bijenhouders waren al vroeg georganiseerd, met hun eigen patroonheilige, Sint-Ambrosius. De Boekelse ‘bieënbond’ is de oudste ononderbroken actieve vereniging van Boekel. De historie gaat terug tot 1746, destijds onder de naam ‘Boekelse Ambrosius Broederschap’. Tegenwoordig valt bijenhouden als vak onder dezelfde soort regelgeving voor diergezondheid als het houden van varkens en runderen. Bij besmettelijke ziekten zijn er vervoersverboden bijvoorbeeld. En de handel in ‘volken’ gebeurt allang niet meer op de bijenmarkt. Ook is er nu wetenschappelijk onderzoek naar DNA-selectie bij de fokkerij van bijen.

Berokerspijp en ontzegelmes

Op de foto’s zien we twee haken, waarmee de imker vroeger twee korven tegelijk kon vervoeren – met een soort juk – en we zien ook naalden en een bot waarmee de korven gemaakt werden. De ringen werden samengehouden met een verticaal doorgestoken bramenuitloper. De bramenschraper was nodig om deze stelen doornvrij te maken. En als het bijenvolk te talrijk werd kon de korf vergroot worden met een ‘hugsel’, enkele ringen die er aan de onderkant werden bijgestoken met de krammen. En natuurlijk zien we ook de berokerspijp voor de bescherming tegen steken, en het ontzegelmes voor het openmaken van de honingkamers. Imkers zijn nog altijd graag bereid hun uitzonderlijke kennis van de natuur aan iedere geïnteresseerde over te brengen. Je moet er dan wel goed voor gaan zitten, want ze zijn niet gauw uitverteld.

Door Toon Wassenberg