De melkfabriek, de vooruitgang en (wonen op) de Neerbroek zo’n 70-80 jaar geleden; een lezing van Gerard Trienekens

  
Stoomzuivelfabriek ‘De Boterbloem’ in ca. 1920. Foto: Heemkundekring.

Door Jan Meulemeesters
Op 11 maart jl. hield Gerard Trienekens (83) een lezing voor de Heemkundekring. Gerard M.T. Trienekens is geboren Boekelaar, historicus (met als specialisatie agrarische geschiedenis), oud-docent aan de universiteit van Utrecht, en in 1985 gepromoveerd op een proefschrift over de voedselvoorziening in de Tweede Wereldoorlog en de rol van de voedseldistributie daarin, getiteld ‘Tussen ons volk en de honger’. [1]. In 1995 schreef hij het daaraan gerelateerde boek ‘Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945 – Misleiding, mythe en werkelijkheid’. [2]. Van een heel ander kaliber is zijn in 2022 verschenen boek ‘Gezien door de IJsvogel – 80 jaar leven en beleven in verhalen’. Hierin beschrijft hij zijn levensverhaal. Het opgroeien in Boekel, zijn studietijd in Heeswijk en Nijmegen, zijn docentschap in Utrecht, en het wonen in Soest. En verder 50 losse verhalen die de tijd illustreren waarin het levensverhaal van Gerard zich afspeelt, en waarvan 14 verhalen zich afspelen in Boekel. (Zie de boekbespreking in De Wanmeule 62, juli 2022.)

“Alles draaide om hygiëne”
“Als een boer vervuilde melk had afgeleverd, kon mijn vader hem zo lang over hygiëne toespreken, tot hij in tranen uitbarstte. Eerst dan was er een bemoedigend schouderklopje.” Zo vertelt Gerard Trienekens tijdens zijn lezing, over zijn vaders obsessie met hygiëne als directeur van de Boekelse melkfabriek ‘De Boterbloem’ van 1925 tot aan zijn dood op 50-jarige leeftijd op 18 mei 1944. “Zonder zuivere melk kun je geen goede boter maken. Of er moet een hoop zout bij om bederf tegen te gaan”, weet Gerard.
Bij de boterfabriek was een groot washok, waar vóór, tijdens en na de oorlog ook militairen zich wasten. “Als kleuter viste ik stukjes zeep uit de afvoergoot”, herinnert Gerard zich. Hoe slecht het met de hygiëne gesteld was, bleek volgens Gerard ook uit de kindersterfte in die tijd: 20-30 %.
Na de oorlog moest het tienkoppige gezin de directeurswoning verlaten en naar Neerbroek 26 verhuizen. “Huisbaas Ties Tielemans werd daar mijn grote vriend”, vertelt Gerard. “Hij legde mij uit wat het recht van voorpoting is: bomen planten op gemeentegrond rond akkers. En daar dan later hout sprokkelen. Sindsdien liep ik met een bijl rond om hout voor de kachel te kappen.” Er groeiden houtwallen langs de afwateringssloten in de moerassige Neerbroek. “Zo kon het dat hout daar voor 10 % van het boereninkomen zorgde”.
“Op de grond daar lag verrassend veel zilverpapier: waarschijnlijk gebruikt om in de oorlogstijd de radar van vliegveld Volkel te storen.”
Gerard herinnert zich de Neerbroek als een oase voor vogels: “Ik zag een koekoek zijn ei leggen in het nest van de heggenmus (de blauwlegger); ik zag er de wielewaal, patrijzen, de leeuwerik, de bonte kraai. In de winter schoten jagers dwars door eksternesten, omdat eksters als schadelijk werden beschouwd.” Over de Leijgraaf (de grens met Erp) was een brug. “Boeren die richting Den Bosch moesten, namen die brug”.
Na afloop van de drukbezochte lezing bood Gerard Trienekens zijn boek ‘Gezien door de IJsvogel’ aan.

Het gezin van Bernard Trienekens (1893-1944) en Louisa Jacobs (1899-1992) in ca. 1943, met Gerard op de voorgrond 2e van links. Foto: Gerard Trienekens.

Naschrift redactie: Enkele weken na zijn lezing en na het schrijven van dit artikeltje, ontvingen wij het bericht dat Gerard Trienekens op paaszaterdag 30-03-2024 is overleden.

Bronnen:

  • Boekbespreking in ‘Van Zoys tot Soest’ – Tijdschrift van de Historische Vereniging Soest; zomer 1985; www.hvsoest.nl/verhaal/489/een-soester-dissertatie
  • Boekbespreking in ‘Eigen Perk’; 1998-2; Hilversumse Historische Kring; www.albertusperk.nl/eigenperk-artikelen/1998.2%20bb.pdf