
door Martha van Eerdt en Rick van der Horst
Op 4 februari 1997, precies een maand na de laatste Elfstedentocht en 5 dagen voor de carnaval, nu 25 jaar geleden, werd varkenspest in Boekel vastgesteld op een bedrijf in Venhorst. Zoals er bij corona gesproken wordt over ‘patiënt-nul’, was dit bedrijf zogezegd ‘bedrijf-nul’. Naar later bleek waren er toen al veel meer besmettingen. En net als bij corona was de crisis groter en duurde de varkenspest veel langer dan iedereen in het begin dacht.
Samen met drie betrokkenen van destijds: de gemeentesecretaris, een dierenarts en een varkenshouder, kijken we terug op de gebeurtenissen, waarmee Boekel plots op de voorpagina’s van de landelijk dagbladen belandde. Ieder die er toen bij was, zal zijn eigen verhaal hebben. We hopen dat de drie persoonlijke verhalen in dit artikel aanleiding zullen zijn ook andere, nog niet vertelde verhalen te vertellen.

Martien van den Brand,
58 jaar ten tijde van de varkenspest
We ontvangen Martien in de Heemkamer in het Sint-Jangebouw in Boekel. Martien was de gemeentesecretaris van Boekel in de periode 1994-1999. Burgemeester en wethouders (B&W) waren in 1997: Koos Pompen burgemeester, en de wethouders waren Jan Biemans en Antoon van den Hoven, beiden afkomstig uit de plaatselijke boerengemeenschap.
Martien herinnert zich het telefoontje van het ministerie van LNV (Landbouw, Natuur en Visserij) op de ochtend van die 4e februari 1997 nog goed. “De mededeling was dat er in Venhorst een geval van varkenspest was geconstateerd. Het verzoek was of we een kamer met telefoonlijn beschikbaar konden stellen. Diezelfde ochtend nog kwamen er een paar medewerkers van het ministerie. Ze kregen de kamer van B&W boven in de oude aanbouw. Onze twee telefoonlijnen waren al gauw overbezet en ik kreeg opdracht om voor meer telefoonlijnen te zorgen. Toen ik belde kreeg ik van de PTT of KPN te horen: “Dat kan zo maar niet. Dat moeten we inplannen.” Toen het ministerie daarna belde, stonden binnen twee uur de wagens voor de deur. Het was vanaf dat moment een komen en gaan van mensen. De burgemeester en ik waren tot diep in de nacht op het gemeentehuis. In de B&W-kamer kwamen ook de burgemeesters van de omliggende dorpen bijeen om geïnformeerd te worden over de situatie. Al gauw bleek de B&W-kamer te klein voor de crisisorganisatie en verhuisden ze naar de raadzaal. Toen die ook te klein werd, verhuisden ze naar de oude Sint Janschool. We hadden eerst alle huurders daar op de hoogte gebracht dat ze de komende weken de school niet konden gebruiken. Nog weer later, in juni, verhuisde het crisisteam naar de Industrielaan in Uden.”

Foto:Martien van den Brand.
Enige tevredenheid klinkt door in zijn stem als Martien verder vertelt over die eerste dag: “De heren kregen honger. Ik heb toen Riky Wassenberg gebeld die toen beheerder was van Nia Domo. Na ruggenspraak met het bestuur van Nia Domo ging ze maaltijden serveren. Als eerste opmerking kregen we van de logistiek-medewerker van het ministerie de vraag terug of de prijs niet wat minder kon.”
“Ik heb toen mijn oud-collega, Toon Trienekens, toen secretaris van de Stichting Nia Domo, ingeschakeld en Toon heeft hem weten te overtuigen. Honderden maaltijden heeft Nia Domo geleverd. Medewerkers van LNV zijn in de loop van de tijd bij hotel Handelia in Handel ondergebracht.”
“Ja”, zegt Martien, “we probeerden zoveel mogelijk Boekelse bedrijven in te schakelen. Zo kreeg ik op een gegeven moment de opdracht om een gsm [auteurs: de gebruikelijke naam voor een mobiele telefoon in de beginperiode] te kopen. Dat was toen heel bijzonder, nog slechts een enkeling had zo’n apparaat. Ik heb toen formulieren in meervoud moeten invullen en laten ondertekenen door de burgemeester om uiteindelijk bij Wim van den Broek een gsm te kunnen gaan halen. We hadden zo’n gsm nodig omdat de buitendienstmedewerkers van de gemeente Boekel in het hele gebied van de varkenspest aanplakbiljetten moesten ophangen en dat gebied werd steeds groter. Om nog verbinding met het gemeentehuis te kunnen houden, hadden de medewerkers een gsm nodig. Enkele dagen later kregen we een grote doos toegestuurd door het ministerie. Toen ik die openmaakte, bleken er tot mijn verbazing wel 100 gsm’s in te zitten. Zonder handtekeningen kon ik ze in ontvangst nemen.”
“In het gemeentehuis hadden we een kaart van Boekel waarop alle besmette bedrijven waren aangegeven met rode puntjes. Toen het aantal besmettingen zich uitbreidde, werd de kaart steeds groter omdat er steeds nieuwe stukken werden aangeplakt. Uiteindelijk was die kaart zo groot als deze tafel”, wijst Martien naar de grote vergadertafel in de Heemkamer. “We hebben die kaart later geschonken aan de Heemkundekring; dus die moet hier ergens in het gebouw zijn.”


Een bijzondere gebeurtenis die Martien zich nog goed herinnert, is het bezoek van de koningin op 9 juni 1997. Martien: “Dat moest uiteraard geheim gehouden worden, maar in het gemeentehuis was alles in rep en roer. Ze heeft een bezoek gebracht aan de boerderij van Lou van Rooij op de Burgt, waar ook de varkenshouders Pluk van de Zijp en Michiels van de Langstraat aanschoven. Ida [auteurs: de vrouw van Lou] vertrouwde me later toe dat ze iets onder de stoel heeft geplakt waarop de koningin had gezeten, zodat ze altijd nog wist welke stoel dat was.” Martien sluit af met: “Het was echt ingrijpend. Ik had met de mensen te doen. Vooral in het begin waren veel agrariërs erg aangedaan; zeker toen ook gezonde varkens moesten worden geruimd. Ik kon ze helaas niet helpen en ik stuurde ze door naar het crisisteam. Dat deed ik ook met de pers. Ik had vooral een faciliterende rol.”
Frans van Dongen,
42 jaar ten tijde van de varkenspest
Frans is een allround opgeleid dierenarts die zich specialiseerde als varkensdierenarts. Hij kwam in 1987 in Boekel wonen toen hij ging werken in een groepspraktijk in Volkel. In 1995 fuseerde deze praktijk met die van Uden tot De Heikant. Ten tijde van de varkenspest omvatte het werkgebied van deze praktijk het gebied van Vorstenbosch en Schaijk tot Gemert.
Als Frans terugdenkt aan de periode van de varkenspest komt als eerste de herinnering boven aan die verwarrende eerste dagen. De plotselinge geruchtenstroom over varkenspest en een dreigende stand-still op dinsdagochtend de 4e februari, terwijl niemand wist wat er precies aan de hand was. Het haastige vervoer van varkens om het risico van een mogelijk vervoersverbod voor te zijn, op wat later ‘dolle dinsdag’ zou gaan heten. Na het eerste geval van varkenspest volgden er al snel meer. Daaruit bleek duidelijk dat het virus al een paar weken eerder geïntroduceerd moest zijn in de regio.
Het tweede geval was een klant van de Heikant. Frans zegt: “Er was al eerder iets aan de hand met de varkens daar, maar de symptomen waren sober. Het was niet simpel om varkenspest vast te stellen. Zo’n virus sluipt erin, komt binnen in een hoekje van het bedrijf en hoe ziek dieren worden hangt af van hun kwetsbaarheid. Bij jonge biggen valt de ziekte sneller op, maar bij vleesvarkens zagen we vooral griepachtige symptomen.”
“Wat meespeelde was dat het de eerste keer was nadat de ziekte aangifteplichtig was geworden en dat de bestrijding ervan de Europees afgesproken protocollen moest volgen.”
Frans merkt op: “We hebben er wel van geleerd, het zou nu anders gaan. We hebben nu de mogelijkheid om onderzoek te laten doen waarmee kan worden aangetoond dat het géén varkenspest is.”
“Toen kon dat niet omdat bij elke verdenking alle instanties, tot aan de hoogste toe, moesten worden geïnformeerd. Dan ben je wel voorzichtig. Ook was in die winter het R&O-protocol [auteurs: Reinigings- en Ontsmettingsprotocol] slecht uitgevoerd vanwege de strenge vorst die er heerste. Nu hebben we stoom cleaning.”
Over de dynamiek in die eerste dagen zegt Frans: “De pest is weliswaar voor het eerst ontdekt op dat bedrijf in Venhorst, maar achteraf bleek dat de ziekte toen al op waarschijnlijk zo’n 26 bedrijven aanwezig was. Zo’n eerste bedrijf komt altijd onder een vergrootglas. Er was ook veel onzekerheid en onrust tussen veehouders onderling. Mensen keken naar elkaar, zo van ‘jij hebt niet opgelet en de ziekte binnengehaald’. In die eerste week kwam ook de pers massaal af op Boekel. Vooral om smeuïge verhalen op te halen.”
Frans vertelt verder: “Het probleem bleek veel groter dan dat we aanvankelijk dachten. Bedrijven in een cirkel van 1 km zouden geruimd worden, maar de tweede dag was preventief ruimen al geen optie meer omdat de dodingscapaciteit onvoldoende bleek. Het ging simpelweg om te veel varkens en te veel bedrijven.”

Over zijn rol als dierenarts zegt Frans: “Als dierenartspraktijk wilden we niks anders dan de ziekte er zo snel mogelijk onder krijgen. De eerste dagen was het een puinhoop. De RVV [auteurs: Rijksdienst voor Vee en Vlees die de maatregelen namens het ministerie van Landbouw moest uitvoeren en controleren] ging bij onze bedrijven langs, maar we wisten niet wat ze daar aantroffen. Wij waren zelf terughoudend om bij bedrijven langs te gaan want we wilden niet bijdragen aan de verspreiding van het virus.
Na een tijdje hadden we als dierenartsen wel goed contact met de RVV, maar er zijn in het begin zeker dingen verkeerd gegaan. Jan en alleman was namelijk nodig voor de screenings-teams van de RVV die de bedrijven op besmetting moesten controleren. Er zijn studenten ingezet en niet iedereen was even ervaren. De RVV huurde ook de dierenartsen van onze praktijk in. Ik heb in die tijd lange dagen gemaakt, niet alleen in Boekel maar ook in andere dorpen in de buurt.”
Frans gaat verder met de lessen die er uit de gebeurtenissen getrokken zijn: “Achteraf konden de eerste twee gevallen aan elkaar gelinkt worden door het spoor dat de destructiewagen achterliet. Er was letterlijk een spoor van stinkende vloeistof. Later ging men werken met dichte bakken.” Frans constateert droog: “Al doende leert men”.
Na de eerste golf werd het rustiger, tot er een tweede golf kwam eind februari, en later in april kwam er nog een grotere golf. Dat betekende ook dat het ministerie met nieuwe maatregelen kwam; zoals een opkoopregeling, een fokverbod en het doodspuiten van pasgeboren biggen per 22 mei. Biggen van 3 tot 17 dagen kregen een gif-injectie in het hart. Frans zegt daarover: “We hadden in onze praktijk veel discussie over het euthanaseren van die jonge biggen. Vanwege de effecten op de zeug maar ook omdat het indruiste tegen onze beroepsethiek om dieren te genezen. Een aantal dierenartsen heeft uiteindelijk niet meegedaan. Ook zijn er dierenartsen geweest die na de varkenspest het vak hebben verlaten omdat ze zich niet konden verenigen met het doodspuiten van gezonde dieren.”
“Terugkijkend”, zegt Frans, “is er wel het nodige veranderd sinds die tijd. Behalve dat we nu meer mogelijkheden van diagnostiek hebben, zijn de hygiënevoorschriften aangescherpt, en ook varkenshouders, vooral de grote, zijn daar kritisch op. Als je niet lang genoeg doucht of als je haar niet nat genoeg is, sturen ze je gewoon terug onder de douche voordat je de stal binnen mag.”

Foto: Heemkundekring.
Jos, Wilma en Daan van Sleeuwen;
Jos en Wilma waren 30 jaar in 1997,
Daan was nog niet geboren.
We spreken Jos, Wilma en Daan thuis aan de keukentafel. Jos zat in 1997 samen met zijn broers Mario, Leon en Henry en zijn vader en moeder in een maatschap.
Jos’ vader was toen de NCB-voorzitter van Boekel. (NCB is de Noord-Brabantse Christelijke Boerenbond.) De maatschap had drie varkensbedrijven in Boekel: Zijp, Bovenstehuis en Waterdelweg. Jos is op zijn 20e met varkens begonnen op de Waterdelweg, en in 1997 hield hij daar vleesvarkens die als big werden aangeleverd door zijn broers die een bedrijf hadden op de Zijp en op de Bovenstehuis.
Jos herinnert zich een telefoontje op 3 februari 1997 ’s avonds met het bericht dat er pest was. Hij zegt: “Tja, wat doe je dan? Wij waren 30, wij konden vlot schakelen. Er is geen weg terug, ge kunt alleen maar vooruit. We letten altijd al op hygiëne, we hadden al aparte laarzen. Daarna werden we extra voorzichtig.” De volgende dag werd het eerste varkensbedrijf in Venhorst geruimd. En er kwamen er meer. “Ja”, zegt Wilma, “mijn broer in Venhorst is als derde geruimd. Dat was toen nog preventief”.
Jos gaat verder: “Ik had net een nieuwe groen-labelstal [auteurs: een milieuvriendelijke stal met verlaagde stikstofuitstoot] gebouwd en daar zouden dan in februari voor het eerst biggen in komen. Dat ging natuurlijk niet door want er was een vervoersverbod. Het was net in de week voor carnaval. Ook de optocht ging niet door; alleen maar loopgroepen waren toegestaan. Dat was een jaar later in 1998 nog net zo. Ik herinner me dat prins Carnaval, Jan van Haandel, toen rondgedragen is. In het begin weet je niet wat er gaat gebeuren. Er is grote angst om besmet te worden.” Wilma vult aan: “Elke paar weken kwamen ze bloedprikken bij de varkens om te kijken of er een besmetting was. Je durfde niet bij elkaar op bezoek te gaan.”
“Maar als er steeds meer gevallen zijn, denk je op een gegeven moment, toe maar want ge komt toch unne keer aan de beurt.” Jos gaat verder: “Er was een vervoersverbod, maar elke dag werden er nieuwe biggen geboren terwijl de grotere biggen niet vervoerd konden worden. Toen hebben we de deuren van de hokken maar opengezet en liepen de biggen in de gang. Later ook in een lege kippenstal die we zowel op de Bovenstehuis als op de Zijp hadden. De biggen lagen daar in het stro in een diep gat. Toen het nog een kippenstal was, lag daar de kippenmest. De biggen werden natuurlijk groter en het werd steeds meer werk om het stro voortdurend te verversen. Omdat er ook voor mest een vervoersverbod was, hebben we een tijdelijke opslag buiten moeten maken. De pest kwam in golven, net als nu met corona.”
Wilma zegt: “In zo’n boerendorp als Boekel had iedereen wel familie die geraakt was door de pest. Je weet dat het komt, maar niet wanneer. Je leeft steeds in spanning.”
Jos vertelt hoe hij de ziekte voor het eerst opmerkte: “Op 29 maart liep ik ’s avonds door de stal en ik dacht: de varkens hebben iets en het is geen varkensgriep. Frans, de veearts, kwam de volgende dag langs. We waren het 74e bedrijf met varkenspest. De dag ervoor hadden we nog de verjaardag van onze oudste dochter.
Op 2 april zijn we geruimd. Wilma was hoogzwanger en zes dagen later werd onze jongste dochter geboren. De ooievaar kwam naast het blauwe bord met de tekst ‘Varkenspest Besmet terrein’ te staan in de tuin. Onze varkens zijn ter plaatse afgemaakt. Ze lagen op ’n bult op de stoep. Het was een raar gezicht.”
“En daarna”, zegt Jos, “is alles stil. Geen geluid op stal, geen vijzel die draaide, geen varkens aan de voerbak of brij-installatie, alles was stil. Daar kon ik maar niet aan wennen.”
Jos gaat door: “Omdat we een maatschap waren moesten alle drie onze bedrijven geruimd worden. We zijn toen eerst twee weken bezig geweest met alle stallen schoonmaken en ontsmetten. Mijn broer Leon had ook nog een vleesvarkensbedrijf in Wilbertoord dat niet bij de maatschap hoorde. Daar bouwde hij een nieuwe zeugenstal en die zijn we toen maar zelf gaan bouwen, want met onze lege stallen hadden we toch niks meer te doen.” “Ja”, vult Wilma aan, “toen ging-ie elke dag met het broodtrommeltje van huis. Alles kwam bij elkaar in die tijd. Leon is eind mei getrouwd en begin juni is ook zijn stal in Wilbertoord vanwege varkenspest geruimd.”

Jos vertelt weer verder: “Wij waren jong en we beurden elkaar op. Mijn vader was veel somberder; hij zag zijn levenswerk bedreigd worden. Hij zag de toekomst zwaar in. Ik herinner me nog goed dat mijn vader en ik naar de bank gingen omdat we geld nodig hadden voor die nieuwe stal. Maar de bank had op dat moment geen vertrouwen in ons of eigenlijk in de hele sector niet. We hebben de bouw van die stal toen drie weken stil moeten leggen. Toen hebben we besloten ons spaargeld erin te steken en met eigen arbeid hebben we die stal afgebouwd en toen was al ons geld op. We hadden geen rooie cent meer, maar wij waren jong en we dachten ‘het komt wel goed’.
Maar ondertussen was er steeds de vraag ‘Wanneer kunnen we weer opstarten?’; eigenlijk net zoals nu met corona. Om na de pest in Boekel weer sneller op te kunnen starten, hadden we in d’n tussentijd ook een stal gehuurd buiten het pestgebied in Oud Gastel in de buurt van Roosendaal. Dat was 120 km rijden. Oh, dat was de wereld uit. Ge waart niks gewend. ’s Ochtends ging d’n ene naar Oud Gastel en d’n andere naar Wilbertoord. We hadden in Oud Gastel 450 varkens. Gekocht als biggen, later geïnsemineerd, en in februari/maart van 1998 kwamen de biggen. Omdat Boekel nog niet was vrijgegeven moesten we die toen ter plaatse verkopen. Het was een gok”, zegt Jos.
Jos gaat door met zijn verhaal: “Boekel, waar alles begonnen was, was het laatste gebied dat werd vrijgegeven. Uiteindelijk konden we in juni 1998, ruim een jaar na de ruiming, daar weer opstarten en de zeugen uit Oud-Gastel naar huis toe halen. Dat opstarten moest eerst met zogenaamde verklikkerbiggen. In elk hok mochten er twee om te testen of de besmetting echt weg was. Na drie weken en nog een keer na zes weken werd er bloed geprikt ter controle. En als de bloedmonsters negatief waren mocht de stal vol. Eerst met de zeugen en toen er week voor week nieuwe biggen werden geboren kwamen die na tien weken naar mijn nieuwe groen-labelstal. En toen ze klaar waren om afgeleverd te worden, waren de prijzen bar slecht”, zegt Jos. Ook daar zijn de gebroeders Van Sleeuwen weer overheen gekomen. Het bedrijf in Oud Gastel is van de hand gedaan, en zoals Jos zegt: “Het avontuur daar heeft uiteindelijk misschien wel meer gekost dan het opgeleverd heeft, maar wie niet waagt die niet wint.”

Naschrift: Hoe men met de blik van toen naar de gebeurtenissen in Boekel keek, is terug te zien in een uitzending van Blok TV van 16-02-1997 [3] en van Zembla van 15-04-1997 [4].
Bronnen:
- www.wikipedia.nl:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Varkenspestuitbraak_in_Nederland_(1997-1998) - Ministerie van LNV (1998); De uitbraak van klassieke varkenspest in Nederland; https://edepot.wur.nl/160219
- Uitzending van Blok TV Boekel van 16-02-1997 over de varkenspest:
https://www.youtube.com/watch?v=9o_-MQhql0w - Uitzending van Zembla van 15-04-1997 over de var-kenspest in Boekel:
https://www.youtube.com/watch?v=98D5zFkNUo4
Auteur Martha van Eerdt was 41 jaar toen de varkenspest uitbrak en de varkens van haar broer werden geruimd. Ze woonde toen al meer dan 20 jaar in Utrecht.
Medeauteur Rick van der Horst was toen 7 jaar. Hij herinnert zich dat ook bij hen ruiming dreigde en dat de varkens dan op zijn verjaardag weg zouden gaan. Gelukkig kon hij ongestoord zijn 8e verjaardag vieren. Rick is nu voorzitter van de afdeling Boekel-Venhorst van ZLTO (Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie).
De Wanmeule – nr. 62 – juli 2022